Wettelijke normen

Drempel schatkistbankieren

Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij medeoverheden. Om het cashmanagement van de gemeenten niet te veel te verstoren wordt het de gemeenten toegestaan een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aan te houden. Gemiddeld mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Het drempelbedrag is gerelateerd aan de omvang van de begroting – 0,75% over de eerste schijf van € 500 mln en 0,2% voor alles daarboven – en komt voor 2016 uit op € 9,7 mln. Naar verwachting zullen de banksaldi in 2016 gemiddeld onder deze drempel blijven en zal de gemeente, incidentele uitschieters daargelaten, geen middelen bij de schatkist hoeven aan te houden.

Kasgeldlimiet

Toets kasgeldlimiet

x € 1 mln.)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Grondslag: omvang begroting

4.295

3.777

3.624

3.492

3.492

3.492

3.492

Kasgeldlimiet

365

321

308

297

297

297

297

Gemiddelde korte schuld

231

338

275

275

275

275

275

Gemiddelde korte middelen

-16

-7

0

0

0

0

0

Gemiddelde netto korte schuld

215

331

275

275

275

275

275

Ruimte (+) / Overschrijding (-)

150

-10

33

22

22

22

22

De gemeente kan haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) is de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal. Dit is naar verwachting € 297 mln in 2016. Volgens wettelijke voorschriften wordt de grondslag van de daaropvolgende jaren gelijkgehouden aan het begrotingsjaar 2016. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Gebeurt dit wel dan dient de gemeente de provincie daarover te berichten met daarbij een plan om weer te voldoen aan de kasgeldlimiet. De hier getoonde bedragen zijn jaargemiddelden. De overschrijding in 2014 heeft zich alleen in het eerste kwartaal voorgedaan, waardoor de gemeente ook in dat jaar heeft voldaan aan de wettelijke vereisten. Er moet enerzijds rekening worden gehouden met beschikbare kredietlijnen en anderzijds met tijdelijke uitschieters in de behoefte aan kort geld. Daarom wordt enige marge aangehouden onder de kasgeldlimiet en wordt de komende jaren gestuurd op een gemiddelde netto korte schuld van € 275 mln.

Renterisiconorm

Toets renterisiconorm

x € 1 mln.)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Grondslag: omvang begroting

4.295

3.777

3.624

3.492

3.492

3.492

3.492

Renterisiconorm

859

755

725

698

698

698

698

Renteherzieningen

0

50

50

50

8

3

12

Aflossingen

333

410

292

278

269

287

453

Renterisicobedrag

333

460

342

328

277

290

465

Ruimte (+) / Overschrijding (-)

526

295

383

370

421

408

233

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente voldoen aan de wettelijke vereisten die zijn vastgelegd in de Wet fido. Bij het aantrekken van lange geldleningen moet rekening worden gehouden met de renterisiconorm. Deze heeft als doel om het toekomstig renterisico te beperken door spreiding in de aflossingen en renteherzieningen. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Hoewel de Wet fido dit niet voorschrijft, wordt uit voorzichtigheidsoverwegingen onder de aflossingen ook de herfinancieringsbehoefte onder de renteswaps meegeteld. Hiermee wordt het gebruik van renteswaps gelimiteerd. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De omvang van de begroting 2016 geldt volgens de wet ook als grondslag voor de toetsing van de daaropvolgende jaren. Zoals uit de tabel blijkt, is het renterisico in de huidige leningenportefeuille goed gespreid en blijft er de komende jaren sprake van een aanzienlijke ruimte onder de renterisiconorm.