Rente
Omslagrente
De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt hoofdzakelijk plaats met reserves en voorzieningen - lange interne financieringsmiddelen - en met extern aangetrokken geldleningen. Als uitgangspunt geldt dat de financieringswijze geen rol mag spelen bij de kostprijsberekening van gemeentelijke taken. Daarom rekent de gemeente ook rente toe aan de reserves en voorzieningen. De totale gemeentelijke vermogenskosten bestaan dus uit de werkelijk betaalde rente op de externe geldleningen en de toegerekende rente aan de interne financieringsmiddelen. Deze vermogenskosten worden aan de gemeentelijke producten doorberekend via de omslagrente. Dit gebeurt op basis van de boekwaarde van de investeringen op de balans. Met het oog op een stabiel meerjarig begrotingsbeeld streeft de gemeente naar een evenwichtige ontwikkeling van de omslagrente, waarbij eventuele schommelingen in marktrentes slechts gematigd doorwerken. Door de omslagrente op een vast percentage te houden, voorkomt de gemeente verstoring van het meerjarig begrotingsbeeld. In deze begroting wordt voor 2016 en de volgende jaren nog gerekend met een omslagrente van 4%. In de begroting 2017 wordt de omslagrente verlaagd naar 3,5%. Deze ontwikkeling is in lijn met die bij andere gemeenten. De belangrijkste financiële consequenties zijn al verwerkt in deze begroting en het college geeft een verdere financiële vertaling van de verlaging van de omslagrente bij de Kaderbrief 2016.
De gemeente berekent de vermogenskosten voor de verstrekte geldleningen op een andere manier. Verstrekte leningen worden over het algemeen één-op-één doorgeleend. Dat wil zeggen dat de gemeente de inleenrente, eventueel vermeerderd met een risico-opslag, aan de geldnemer doorrekent in de vorm van een marktconforme rente. De kostprijs wordt daarom berekend als de gemeentelijke inleenkosten op de kapitaalmarkt.
Bespaarde rente
Reserves en voorzieningen | bedragen x € 1 mln | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
Standen per primo | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 |
Reserves | 1.000 | 1.113 | 1.140 | 914 | 756 | 675 | 660 |
- waarvan voor Hart van Zuid | -44 | -21 | |||||
Voorzieningen | 84 | 121 | 106 | 80 | 78 | 78 | 82 |
Totaal | 1.084 | 1.234 | 1.202 | 973 | 834 | 753 | 742 |
Bespaarde rente (4%) | 43,3 | 49,4 | 48,1 | 38,9 | 33,4 | 30,1 | 29,7 |
De beschikbaarheid van reserves en voorzieningen vermindert de behoefte aan rentedragend vreemd vermogen. Daardoor worden de rentekosten verlaagd. Met behulp van deze interne financieringsmiddelen ‘bespaart’ de gemeente dus rente op vreemd vermogen. Daarom wordt de rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen ook wel de 'bespaarde rente' genoemd. De ‘bespaarde rente’ is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De gemeente kan deze ‘bespaarde rente’ gebruiken voor andere doeleinden. De ‘bespaarde rente’ over de voorzieningen en reserves is gerelateerd aan de omvang van de reserves en voorzieningen. Toegekend budget uit het IFR (Investeringsfonds Rotterdam) voor het project Hart van Zuid wordt aan het begin van het jaar al ingezet als dekking voor dit project. Daarom wordt dit geld in bovenstaande tabel in mindering gebracht bij de berekening van de bespaarde rente.
Bestemming bespaarde rente | bedragen x € 1 mln | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
Dekking kapitaallasten IFR | 23,1 | 16,4 | 16,1 | 16,8 | 15,5 | 15,5 | 14,7 |
Voeding IFR | 7,5 | 30,1 | 32,0 | 18,0 | |||
Voeding kredietrisicoreserve | 2,7 | ||||||
Bestemming bij begroting | 33,3 | 46,5 | 48,1 | 34,8 | 15,5 | 15,5 | 14,7 |
Bestemming bij rekening | 10,0 | 2,8 | 0,0 | 4,1 | 17,9 | 14,6 | 15,0 |
Bespaarde rente | 43,3 | 49,3 | 48,1 | 38,9 | 33,4 | 30,1 | 29,7 |
In principe geldt dat de bespaarde rente ten gunste komt van het IFR (Investeringsfonds Rotterdam). De bespaarde rente over het IFR zelf zet de gemeente jaarlijks in voor de dekking van de daarvoor aangewezen kapitaallasten van het investeringsprogramma. In 2016 gaat dit om € 16,8 mln. Daarnaast stelt het college voor om bij deze begroting in 2016 al een bedrag van € 18,0 mln toe te voegen aan het IFR. Deze middelen worden gebruikt ter dekking van het investeringsvoorstel 2016
Vanwege de onzekerheid over de daadwerkelijke ontwikkelingen van de omvang van de reserves en voorzieningen, wordt slechts een deel van de bespaarde rente ingezet bij de begroting. Bij de jaarrekening − of mogelijk bij een tussentijdse bestuursrapportage − wordt het resterende deel van de bespaarde rente bestemd. Daarbij blijft het uitgangspunt dat dit resterende deel wordt toegevoegd aan het IFR.
Rente lange schuld
Rente lange schuld | bedragen x € 1 mln | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
Standen per ultimo | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 |
Lange schuld | 1.818 | 1.950 | 2.260 | 2.264 | 2.228 | 2.101 | 1.947 |
- waarvan concernfinanciering | 1.157 | 1.246 | 1.572 | 1.664 | 1.721 | 1.685 | 1.613 |
- waarvan voor doorleningen | 661 | 704 | 688 | 600 | 507 | 416 | 334 |
Gemiddelde rente | 3,5% | 3,2% | 3,0% | 3,1% | 3,2% | 3,2% | 3,3% |
- waarvan concernfinanciering | 3,7% | 3,3% | 3,2% | 3,2% | 3,3% | 3,4% | 3,4% |
- waarvan voor doorleningen | 3,2% | 2,9% | 2,7% | 2,7% | 2,7% | 2,6% | 2,7% |
Het grootste deel van de lange schuld heeft betrekking op de financiering van de materiële investeringen. Een kleiner deel van de lange schuld is specifiek ingeleend voor het verstrekken van leningen, bijvoorbeeld aan woningcorporaties, Havenbedrijf Rotterdam en RET. Doordat deze systematiek vroeger niet werd toegepast en er bij verzelfstandigingen een afwijkend regime geldt, zijn niet alle verstrekte geldleningen één-op-één doorgeleend. De gemiddelde looptijd van de doorleningen is lager dan die van de leningen voor de concernfinanciering. Daarom is de gemiddelde rente van de doorleningen ook lager dan die van de leningen voor de concernfinanciering.
