Uitgangspunten begroting 2016

De beginstand van de begroting 2016 en de meerjarenraming bestaat uit de laatst vastgestelde stand van de begroting 2015 (de Omissieregeling 2015). De kolom 2015 bevat de cijfers uit de Tweede Bestuursrapportage en het jaar 2019 is een kopie van 2018 aangevuld met de bijstellingen uit de Kaderbrief. Zoals in eerdere rapportages gemeld, is er sprake van afrondingsverschillen in de tabellen. Dit heeft een technische oorzaak.

Generieke doorbelasting
De concernbrede bedrijfsvoeringskosten worden geboekt op de producten Concernhuisvesting en RSO. Vervolgens worden deze op basis van de begrote personele bezetting doorbelast aan de overige producten en zichtbaar onder de post ‘Interne lasten’. Deze verschuiving is terug te vinden in de categorie 'Technische mutaties'.

Kostenverdeling
De apparaatslasten worden begroot op de kostenplaatsen. Deze boeking kan plaatsvinden in de categorie Bezuinigingen, Ramingsbijstellingen of Intensiveringen. Vervolgens worden de kostenplaatsen leeg geboekt en verdeeld naar de betreffende kostendragers (producten). Deze verschuiving is neutraal en opgenomen in de categorie ‘Technische mutaties’  De programmabegroting is gebaseerd op de kostendragers omdat deze vervolgens optellen naar de producten en programma’s. In de begroting is de boeking op de kostenplaats dus niet zichtbaar. De verschuiving van de kostenplaatsen naar de kostendragers wordt op de kostendragers zichtbaar in de categorie “technische mutatie”. Hierdoor wordt een boeking die in de categorie bezuiniging is gemaakt op de apparaatslasten, op het programma/product zichtbaar in de categorie Technische Mutaties.

Indexering
De gemeentelijke begroting wordt jaarlijks bijgesteld voor de verwachte prijsontwikkelingen. De bron hiervoor zijn de inflatiepercentages het CPB van maart. Voor materieel wordt de 'Prijs overheidsconsumptie, netto materieel' (IMOC) gebruikt. Voor inkomsten, belastingen en tarieven de 'Consumentenprijsindex' (CPI). Hierbij vindt ook een correctie plaats op de in voorgaande jaren gehanteerde percentages. Dit leidt in hoofdlijnen tot de volgende percentages:

Materieel

-0,55%

Personeel

0,5%

Subsidies

70% personeel
30% materieel: 0,2%

Inkomsten/belastingen/tarieven

-0,15%

Interne omslagrente
In deze begroting wordt voor 2016 en de volgende jaren nog gerekend met een omslagrente van 4%. In de begroting 2017 wordt de omslagrente verlaagd naar 3,5%. Deze ontwikkeling is in lijn met die bij andere gemeenten. De belangrijkste financiële consequenties zijn al verwerkt in deze begroting en het college geeft een verdere financiële vertaling van de verlaging van de omslagrente bij de Kaderbrief 2016.

Financiële uitgangspunten voor grondexploitaties
Zie voor een volledige beschrijving de paragraaf Grondbeleid.

  1. Richtlijnen voor resultaatneming. Om winst te kunnen nemen geldt een aantal voorwaarden:
  • het plan moet nagenoeg gereed zijn (minimaal 70% van de kosten en opbrengsten moet gerealiseerd zijn)
  • het saldo van opbrengsten minus kosten komt in aanmerking voor winstneming, met dien verstande dat dit saldo voorzichtigheidshalve met 20% verlaagd wordt in verband met eventueel tegenvallende kosten en/of opbrengsten
  • winstneming op een actieve grondexploitatie vindt plaats aan het eind van het jaar.
  • beargumenteerde afwijking van de technisch berekende winstneming is mogelijk
  1. Parameters grondexploitaties. Jaarlijks vindt een analyse plaats om te bepalen of een aanpassing nodig is voor de langjarige parameters.
  • Rentepercentage 4%
  • Kostenstijging 0,5%
  • Opbrengstenstijging 2,0%